Wat vindt men van de predikant?
Hoe ondankbaar in dit land is het vak van predikant
Altoos eist men van zo'n knaap zeven poten aan één schaap
In het geestelijke werk moet hij vaardig zijn en sterk
doch, daarnaast, de dienst des heren vakbekwaam organiseren.
Gaat hij veel op huisbezoek: 'dominee leest nooit een boek";
maar studeert hij steeds nog verder, heet hij 'leraar, maar geen herder'.
Als hij in de kerkeraad zich - bescheiden - gelden laat,
is de weleerwaarde man een 'dictator', een 'tiran'.
Maar wanneer hij daarentegen ieder lid van dit college
in zijn waarde laat, verluidt: 'er gaat weinig van hem uit'.
Legt hij zich met mate toe op liturgie, 't heet 'Rooms gedoe'.
maar zo niet, dan heeft hij weer 'geen gevoel voor stijl en sfeer'.
Is hij voluit theoloog, prompt zegt men 'hij grijpt te hoog'.
Tracht hij populair te spreken, men zegt: 'Praatjes maar geen preken'.
Wat hij laat of wat hij doet, nooit en nimmer is het goed,
te allen tijd rust op zijn werk 't kritisch oog van volk en kerk.
Daarom: heil de predikant, die -'t klinkt vreemd in dit verband-
heel dit heksenwerk verricht met een opgewekt gezicht.
Zo luidt dit lange lied waarin een zekere Nicolaüs Episcopus het wondere ambt van predikant bezingt. Nu ik aan het einde ben gekomen van mijn tijdelijk en in deeltijd uitgevoerd dienstwerk hier, wil ik de lezer van dit blad (KerkenNieuws 26.8.2016) enkele van de maar liefst 18 verzen niet onthouden.
Moge het u allen wel gaan. Dat is de oprechte wens van uw voorbijgaande voorganger: ds. Henk Veltkamp.