Kerk en dorp Heerewaarden                                                    
 

GREPEN uit de geschiedenis van de Hervorming en van de Hervormde Kerk in de Bommelerwaard,

door Drs. L. M. Verseput.(tussen de Voorn en Loevestein 1965)

N.B. De kopjes zijn van de webmaster.

Als ketter in de Waal gegooid

Als eerste aanhangers van de hervorming worden genoemd de schoolmeester of rector Dirk van Munster en zijn vrouw Engel te Zaltbommel. Omstreeks 1535 hebben zij vandaar de wijk genomen. Ze schijnen met "de lutheraanse zaken besmet" te zijn geweest. Meer zekerheid hebben wij eerst aangaande het martelaarschap van Huibert Selcaert of Selcart, een vroom burger te Zaltbommel, die 12 nov. 1542 om wille van het geloof in de Waal werd verdronken. Al was dan de ketter gedood, de ketterij bleef leven. 

Eerste aanhangers  van de Reformatie

Meer dan twintig jaar later vinden we deze belichaamd in de persoon van Petrus Langenius Agrippa, rector van de parochie- of stadsschool te Zaltbommel, een zeer geleerd man, wel ervaren in al de zeven vrije kunsten, "begaafd met oprechte kennis in de Heilige Schrift".

Tot de vele leerlingen, die onder invloed van zijn persoonlijkheid stonden, behoorden de latere Bommelse burgemeester Aart Schoock en de Utrechtse predikant Henricus Caesarius, die nog in 1609 met innige dankbaarheid aan God zijn vroegere rector gedacht als het middel waardoor hij tot de kennis der ware christelijke religie kwam. Een allesbeslissende betekenis voor de ontwikkeling van de hervorming en voor het ontstaan van de hervormde gemeente Zaltbommel, had het optreden in juli 1566 van de jonge kapelaan van de St. Maarten, Jan van Venray, zich later noemend Johannes Ceporinus. Hij begon af te wijken van de katholieke leer, in zijn prediking en onderricht. Men trachtte hem uit zijn ambt te ontzetten, doch vele burgers stonden achter hem. In 1567 moest hij Bommel verlaten en pas na de overgang van deze stad in juli 1572, kon het zaad, door Ceporinus gestrooid, vrucht dragen. 

Hedel

Het jaar 1566 is voor de gehele Bommelerwaard een belangrijk jaartal. Op 21 juli van dat jaar hield in Engelen, vlak bij Den Bosch, Cornelis van Diest een hagepreek. Uit de Bommelerwaard waren er veel belangstellenden, onder andere Jan van Venray of Johannes Ceporinus uit Zaltbommel, die vanaf die tijd in ketterse geest begon te preken. De hagepreker van Diest nam zijn intrek bij de hervormingsgezinde pastoor van Hedel, heer Cornelis, die zelf een jaar lang "het pausdom in zijn preken bestreed". De Hedelse pastoor was eerst kapelaan en later pastoor in Hedel. Zolang hij kapelaan was hield hij zich aan de oude kerkelijke gebruiken, doch door de Heer van Hedel, graaf Willem van den Berg, in de pastorie gesteld, verkondigde hij valse leringen, doopte kinderen in het Nederlands, enz., "alles tegen de wil en dank van de kerspellieden". Toen de kapelaan van Hedel, heer Cornelis, door Willem van den Berg pastoor werd gemaakt, moest Jacob van de Velde, die achttien jaar pastoor geweest was, het veld ruimen. In 1568 blijkt Jacob van de Velde weer in het bezit van zijn pastoraat te zijn hersteld „ Hij is dan vijftig jaar oud. In Kerkdriel bestreed de kapelaan Gerardt Willems van Ploe in zijn preken de ketters en zond een lijstje van verdachte personen naar de ambtman van de Bommelerwaard in Zaltbommel.

De kerk uitgeslagen

Op 21 november 1566 predikte in de buurtschap Hoenzadriel een onbekende kapelaan de nieuwe leer in het St. Elizabethsgasthuis. Volgens de berichten was bij een neef van de kapelaan van Bommel. Hij werd Driel uitgejaagd. Als wraakoefening hebben hervormingsgezinde parochianen in Kerkdriel kapelaan Gerard Willems, toen hij aan het altaar de Mis wilde opdragen, de kerk uitgeslagen. In het jaar 1568 stelden koninklijke Commissarissen een onderzoek in naar de godsdienstige beroerten in de Bommelerwaard, in de jaren 1566 en 1567.00  

In het archief van de Raad van Beroerten te Brussel vond ik daarover enige gegevens. In Well legden de pastoor Otto van Arkel en de schout Hendrik Hendrikse verklaringen af over de gebeurtenissen aldaar. De parochie telde "over vierdehalf hondert communicanten, die hij (=pastoor) holt vor catholijck." 

Well

De vorige koster Adriaan Adriaansz van Aalst had op Kerstmis 1566 in de nacht inde kerk "duystsche salmen (psalmen) op der geuse moniere" gezongen. Twee jongens deden me.  In 1568 blijken alle drie de vlucht te hebben genomen» In Well woonde ook Sybert Dirks, schoenmaker, die eertijds de leer van de Mennonieten gevolgd heeft zonder nochtans herdoopt te zijn, zo hij verklaart. En heeft nu afstand gedaan en is ten heyligen sacrament gegaan, ontvangen hebbende penitentie van zijn pastoor.

Eerste benoemingen

Op 31 juli 1572 gingen Zaltbommel en de Bommelerwaard over aan de Prins van Oranje. In Zaltbommel werd de hervorming doorgevoerd. Al dadelijk kwamen er twee predikantsplaatsen: De eerste predikantsplaats werd bezet door Johannes Leo (sedert 1572/1573-1607). De tweede predikantsplaats korte tijd in 1573 door Johannes Ceporinus als leenpredikant. In datzelfde jaar werd hij al opgevolgd door Gaspar Grevinckhoven (1573-1578). Op hoge leeftijd is de voormalige kapelaan Johannes Geporinus nogmaals predikant van Bommel geworden (1621-1626). Dat was van zijn 79 ste tot zijn 85 ste jaar. Door de overgang van de Bommelerwaard en Bommel naar de Prins, kwam dit gebied los van Gelderland te staan en werd geassocieerd met Holland. Kerkelijk betekende dit, dat Zaltbommel bij de Hollandse Classis Dordrecht kwam.

Ontstaan van classis Bommel

In 1578 is Bommel een deel van de nieuwe Classis Gorcum.Toen in 1602 Bommel en de Bommelerwaard weer bij Gelderland kwamen (de z»g. Reductie) werd Zaltbommel een deel van de Gelderse Classis Nijmegen., In 1606 splitste zich van Nijmegen de nieuwe Classis: Tiel-Bommel af. Toen beide delen van deze Classis groot genoeg waren, 20 september 1614, gingen Tiel en Bommel ieder afzonderlijk een Classis vormen. Wel hielden zij onderling en met de moederclassis Nijmegen, correspondentie, door over en weer afgevaardigden te sturen en te ontvangen.

In de Bommelerwaard wilde het met de stichting van de hervormde kerk niet goed vlotten. De oorlogstoestand zal daarvan wel de oorzaak zijn geweest. Al was de Waard dan in naam Staats, de Spanjaarden vielen er herhaaldelijk binnen. Van een bestemming van de geestelijke goederen voor predikantstractementen is pas sprake na de terugkeer van de Bommelerwaard aan Gelderland, na 1602. 

Vaste predikanten                                                                                                                                                             Pas tijdens het Twaalfjarig Bestand, in 1609, zien we overal vaste predikanten. Vóór die tijd worden alleen incidenteel predikanten aangesteld in enkele gemeenten:

1580-1581: Nicolaas Joermans te Rossum, Aart Jansz te Heerewaarden. In Brakel van 1587-1589: H. Spudaeus. In Zuilichem: G. van Kouwenberg 1605-1615. In Driel en Ammerzoden waren in 1606 ongeordende predikers werkzaam. De eerste vaste, officieel-aangestelde predikanten (buiten Zaltbommel) komen in 1609 Johannes Lorius of Leurius op het Fort St. Andries, Petrus Zegersen in Driel. In Zuilichem staat sedert 1605 Gillis van Kouwenberg, die wel onordentelijk in de kerkdienst is getreden, maar later na examen toch aangenomen is. 

Well-Ammerzoden krijgt in Gerard Adriaans Duyfhuizen in 1611 zijn eerste dominee. Hedel: 1612: Nicolaas Backer. Rossum wordt in 1615 ook, bediend door Johannes Leurius van St. Andries. Tot 1685 waren Rossum en St. Andries gecombineerd waarna St. Andries bij Heerewaarden kwam.

Nederhemert werd vanuit Heusden bediend, door niemand minder dan Gijsbertus Voetius en diens remonstrantse collega Johannes Grevius. Pas in 1631 gaat Nederhemert als zelfstandige predikantsplaats deel uitmaken van de Classis Bommel. Eerste predikant H. J. van Gemert. Aalst en Poederoyen vormden een combinatie en kregen in 1617 in ds. Vogelius of Vogel hun eerste predikant. Brakel in 1615: L. Gornelii, Bruchem-Kerkwijk in 1615: Johannes Verschuil. Heerewaarden: Simon de Lange (1615). Gameren was tot 1645 gecombineerd met Tuil, toen het in Abraham Heizing een eigen predikant kreeg.

Hoe Remonstrants was de Bommelerwaard?  door A. van Heusden

Wie enigszins bekend is met de Nederlandse kerkgeschiedenis zal weet hebben van de remonstrantse en contraremonstrantse twisten, die kerk en samenleving in hetbegin van de 17e eeuw verscheurden. Het conflict draaide om de predestinatie of uitverkiezing. Het was een theologisch conflict onder aanvoering van de Leidse hoogleraren

Arminius            en                              Gomarus,                                       maar het waaierde uit over heel de samenleving. Wat minder bekend is, is dat er in die periode de Bommeler- en Tielerwaard een krachtige remonstrantse stroming aanwezig was. De meerderheid van de predikanten in de Classis Bommel was remonstrants en datzelfde gold voor de classes Tiel en Nijmegen.

Bommel versus Veluwe en Zutphen

De heftigste strijd werd gevoerd in de provinciale synode van Gelderland. De classes op de Veluwe en de Classis Zutphen waren namelijk contraremonstrants en dat botste met de Betuwnaren. Het ging daar hard tegen hard. Maar binnen de classes in het Rivierengebied was het evenmin pais en vree: de classis Tiel scheurde in 1615 in een remonstrantse en een contraremonstrantse classis, waarbij de contraremonstrantse uiteindelijk de overhand wist te krijgen. In de Classis Bommel bleef het betrekkelijk rustig, maar onder de bevolking was er wel degelijk een contraremonstrantse onderstroom. Op verschillende plaatsen gingen mensen in een andere plaats naar de kerk, omdat ze het niet eens waren met hun remonstrantse predikant.

Bommel, Arnhem, Tiel 

Op de classicale vergadering van april 1618 sloeg ook in Bommel de vlam in de pan. De predikant van Haaften, Ds. Anthonius Leo, beschuldigde één van Bommels predikanten, Ds. Johannes Narsius, van stemmingmakerij tegen de contraremonstranten. Het werd een tumultueuze vergadering, waarbij Ds. Leo met vijf medestanders de vergadering verliet. Kort daarop werd er een   synodevergadering in Arnhem gehouden. Omdat de Classis Tiel contraremonstrants geworden was en de Classis Bommel verdeeld was, hadden de Remonstranten op die vergadering weinig meer in te brengen. Enige tijd later kwam er een delegatie van de synode op bezoek in de Classis Bommel, om de predikanten persoonlijk om hun mening te vragen over de predestinatie en andere theologische twistpunten. Ds. Narsius zag waarschijnlijk de bui al hangen en verzocht de Classis om hem uit zijn ambt te ontheffen.

Nationale Synode in Dordrecht

Van november 1618 tot mei 1619 werd vervolgens de Nationale Synode gehouden, ook wel de Synode van Dordrecht genoemd, waar het remonstrantse conflict besproken werd. De standpunten van de Remonstranten werden op die synode veroordeeld. De synode nam een document aan dat wij nu nog als belijdenisgeschrift kennen, namelijk de ‘Vijf artikelen tegen de Remonstranten’, ook wel de Dordtse Leerregels genoemd. Na de Synode van Dordrecht werden de remonstrantse predikanten afgezet en, als ze daarmee niet akkoord gingen, in ballingschap gestuurd. In de Classis Bommel werden Ds. Henricus Leo, predikant te Zaltbommel en broer van de eerdergenoemde Anthonius, en Ds. Marcus Nothaeus uit Ophemert afgezet. Een aantal remonstrantse predikanten heeft toen de ondergrondse Remonstrantse Broederschap gevormd. Ondanks vervolgingen heeft deze broederschap de eeuwen weten te trotseren en we kennen haar nu als een vrijzinnig kerkgenootschap. De Contraremonstranten hielden het in de toenmalige Gereformeerde Kerk voor het zeggen en ook deze heeft de eeuwen doorstaan, zij het met verschillende afscheidingen en naamsveranderingen. Maar ook met iets nieuws: Binnen de Protestantse Kerk in Nederland die sinds 2004 bestaat zijn kerken die voorheen gescheiden waren weer samengevoegd. Laten we hopen en bidden dat ook de geschillen met andere afgescheiden kerken op een goed moment bijgelegd worden en dat we als kerk weer één zullen zijn in Jezus Christus, onze Heer.

 Literatuuropgave

Deursen, A. Th. van, Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt, Franeker, 1991

Ravensbergen, C., Classicale Acta 1573-1620 IX, Provinciale synode Gelderland, dl. 1, Den Haag, 2012

Websites:

http://historiek.net/synode-van-dordrecht-1618-1619/5364/, historische achtergronden van de Synode van Dordrecht, d.d. 24-1-2014

www.remonstranten.org, website van de Remonstrantse Broederschap

 Geplaatst door 400 jaar Classis Bommel  

Labels: de Reformatie in de 16e eeuwGeschiedenis van de Classis BommelRemonstranten en Contraremonstranten

vrijdag 7 maart 2014, De Classis Bommel van 1614 tot 1620  door A. van Heusden

Grepen uit de geschiedenis van de Hervorming

en van de Hervormde Kerk in de Bommelerwaard, deel II

Rooms-Katholieken en Protestanten door ds. L.M. Verseput  in Tussen de Voorn en Loevestein 1966

Katholieken weerbarstig

Als we de notulenboeken van de Classis Bommel uit de zeventiende eeuw opslaan, is een steeds terugkerend punt van aanhoudende zorg: de vele katholieken, die niet voor de reformatie gewonnen konden worden. Al in de zeventiende eeuw blijkt dat de reformatie in de Bommelerwaard maar ten dele geslaagd is. Het zuidelijke deel van de Bommelerwaard langs de Maas is veel minder sterk protestants dan het noordelijk deel. Dat bleek pas goed bij de eerste officiële volkstelling van 1839. Ammerzoden heeft een flinke katholieke meerderheid 67,92 % (in 1960: 72,9%), Hedel een sterke minderheid 47,72 % (in 1960: 50,4%), Maasdriel een sterke meerderheid 76,55% (in 1960 89,5%, Zaltbommel 26,8% (thans 22,4%) Hurwenen 52,82% en Rossum 48,05%. Thans (1966) vormen Rossum em Hurwenen één Burgerlijke gemeente: Rossum (37,3%). In de overblijvende gemeenten waren de percentages rooms-katkolieken maar gering. Poederoyen 4,93%, Brakel 0%, Zuilichem 1,50%, Nederhemert 0,32%9 Gameren 6,78% en Kerkwijk 4,52%. Deze gemeenten vormen thans de burgerlijke gemeenten Brakel 0,2% en Kerkwijk 2,4%.

Kapers op de kust

Het gedeelte van de Bommelerwaard dat langs de Maas ligt is minder sterk protestants omdat dit gebied binnen het bereik lag van de R.K, zielzorg van de Meierij van Den Bosch. De reformatie werd pas sedert 1609 (tamelijk laat!) systematisch doorgevoerd, door aanstelling van predikanten in de dorpen. Deze predikanten moesten concurreren met r.k. priesters, die in het geheim de katholieken verzorgden: vanuit Alem, en later vanuit Megen. De overwegend katholieke bevolking liet zich maar zeer ten dele voor de reformatie winnen. Doordat in Hedel en Ammerzoden op de kastelen katholieke heren woonden konden hun geloofsgenoten voor Doop en huwelijk terecht bij priesters die daar een veilig onderkomen vonden. Vooral het kasteel van Ammerzoden is een basis geweest voor de rooms-katholieke zielzorg in de Bommelerwaard. Pater Jan Ooms, de Franciscaan, trok van daaruit, als marskramer vermomd rond (omstreeks 1650). In Kerkdriel hield hij diensten in de kerkschuur aan en bij het huis Nieuw Spiekertje, oudtijds Leyenstein geheten. Werd de grond hem te heet onder de voeten, dan vluchtte hij weer naar het kasteel Ammerzoden. 

Klachten over 'overlopen naar de paap van Bokhoven'

Vaak trokken de katholieke inwoners van de Bommelerwaard de Maas over naar Bokhoven, om de Doop aan hun kinderen te laten voltrekken of voor het huwelijk. Dit alles verdroot de Classis zeer en zij besluit op 24 april 1616 bij het Hof te Arnhem aan te dringen dat verhinderd wordt "het overlopen bij den paap van Bockhoven van verscheiden personen, item het trouwen bij paepen, ten fine dat hun Ed. Mog. gelieven door missive aen den heer van Amelroy daerin te voorsien, opdat de placcaten der landschap niet so cleyn geacht werden."

In 1668 besluit de Classis aan de Raad van State te schrijven, over de stouticheyt van een paap te Maren, die sich aldaar heeft ter woon gestelt, doende openbaren dienste aan de omliggende plaatsen Rossum, St. Andries, Heerewaarden, Varik en Heselt wordt daardoor "een vrijen toeloop gegeven tot oefening van haeren afgodendienst." Ds. Buschman van Kerkdriel beklaagt zich over "de paap die zich pastoor van Ammerzoden laat noemen en in 1668 woonachtig is in Driel en aldaer noch den publieke afgodischen dienst doet, daer dan is een confluentie van menschen van alle canten, strijdende tegen 's lants placcaten."

Paapse drost en paapse schout

In 1669 bespreekt de Classis de besluiten van de Gelderse Synode, om R.K. schepenen en officieren uit de gerichtsbanken van de Tieler en Bommelerwaard te verwijderen. Bij de ambtman zal men verzoeken "dat in Hedel de paapse Drost en in Hurwenen de paapse schout uit hun dienst zullen worden ontzet." Maar in 1680 blijkt Aalst een "paapse" secretaris te hebben, in Hurwenen is de katholiek Hendrik van Driel schout, terwijl in Well de schout van de Braeck en in Hedel de drost van de Pol katholiek zijn.

St. Maarten  weer even katholiek

Van 1672 tot 14 november 1673 was er dank zij de inval der Fransen in de Bommelerwaard een ogenblik vrijheid van godsdienst voor de rooms-katholieken. In Zaltbommel kregen zij tijdelijk de St. Maarten terug, die door de gardiaan van het klooster te Megen opnieuw voor de R.K. eredienst werd ingericht. Bij de aftocht der Fransen, 14 november 1673 ging de St. Maarten weer in hervormde handen over en verdwenen de katholieken, in hun schuilkerk.

In de vergadering van de classis Bommel van 11 en 12 mei 1685 blijkt dat "der papisten vergaderinge tot Bommel door den Edelen en Achtbaren Magistraet aldaer onlangs is verstoort." In september 1685 blijkt "dat ook de paap tot Driel geremoveert was."

Ondanks al deze maatregelen kon het levenskrachtige katholicisme niet onderdrukt worden. In de tweede helft der achttiende eeuw wordt het dan ook meer vrijheid gegeven, en worden overal schuilkerken ingericht.