Kerk en dorp Heerewaarden                                                    
 

Geloof en orgaandonatie 

Rechtzinnige protestant minder bereid tot orgaandonatie. Maasdriel scoort gemiddeld,  Zaltbommel blijft er onder.

Hoe rechtzinniger in de leer, hoe trouwer in het bezoeken van kerkdiensten, hoe minder bereid zich als orgaandonor te registreren. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft het nu officieel vastgesteld. Bijna een kwart (23,8 procent) van de bevolking in Nederland van 12 jaar of ouder heeft officieel laten vastleggen orgaan en weefsel te willen doneren.

De bereidheid van de inwoners van de gemeente Maasdriel – met veel katholieken naar Bommelerwaardse begrippen – stemt met 23,6 procent nagenoeg overeen met het landelijk gemiddelde. In de gemeente Zaltbommel - met een aanzienlijk geringer aantal katholieken dan in de buurgemeente – hebben veel minder inwoners zich als donor laten registreren , 20,2 procent. Kennelijk een gevolg van het naar verhouding groot aantal orthodoxe protestanten dat in de West-Bommelerwaard woont. Gedacht kan daarbij worden aan hersteld-hervormden en leden van een gereformeerde gemeente, de achterban van de ruime SGP-vertegenwoordiging in de gemeenteraad.

De gemeente met het laagste aantal donoren is Urk (8,4 procent), gevolgd door Staphorst (11,9 procent) en Neder-Betuwe (13,6 procent).. Goirle heeft de meeste donoren (33,1 procent), gevolgd door Oost-Gelre (31 procent).

Grote verschillen

Het CBS heeft de relatie tussen religieuze betrokkenheid en orgaandonatie op het niveau van de gemeenten geanalyseerd, op individueel niveau is dat niet mogelijk. Religieuze betrokkenheid en godsdienstigheid gaan overigens niet samen. Veel mensen voelen zich nog wel bij een kerk betrokken, terwijl ze

zelden of nooit een dienst of viering meemaken. De religieuze betrokkenheid in de vorm van kerkbezoek is de laatste decennia sterk afgenomen, maar met 51 procent associeert nog steeds een groot deel van de Nederlandse bevolking zich met een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering. Per regio zijn er grote verschillen. Zo kent Nederland gemeenten met een zeer laag aantal onkerkelijken, zoals Urk (2,3 procent) en tegelijkertijd gemeenten die vrijwel in zijn geheel ontkerkelijkt zijn, bijvoorbeeld Bellingwedde (82,2 procent). Volgens het CBS bedraagt het aantal onkerkelijken in de gemeente Maasdriel 36,1 procent en in de gemeente Zaltbommel 39 procent.

Nog niet zoveel PKN-gevoel

Van de inwoners van de gemeente Maasdriel die gerekend worden tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering (63,9 procent) is 45,5 procent katholiek, 11,8 procent hervormd en 1,8 procent bekent zich tot de Protestantse Kerk.

In de gemeente Zaltbommel (61 procent betrokkenen) is 11,9 procent katholiek, 26,6 procent hervormd, 3,9 procent gereformeerd en 11,2 behoort tot de PKN.

Het aantal PKN’ers is laag in verhouding tot het aantal hervormden.  

De verklaring voor dit gegeven, dat ook elders voorkomt, is dat veel mensen hoewel ze lid zijn van de PKN zich toch hervormd blijven voelen. Bij nadere beschouwing is dat niet zo verwonderlijk gezien de plaatselijke verschillen. In de Bommelerwaard zijn er protestantse gemeenten, gereformeerde kerken en hervormde gemeenten.

Vraagstelling van belang

Voor het aantal donoren heeft het CBS gebruik kunnen maken van het Donorregister. De gegevens over de religieuze betrokkenheid zijn verkregen uit een representatieve enquête. De resultaten over religie zijn gebaseerd op de bevolking van 18 jaar of ouder. In totaal zijn gegevens beschikbaar van 460 duizend personen in de periode 2010-2014.

De vraagstellingen om het aandeel kerkelijken vast te stellen zijn sterk bepalend voor de verdelingen. Niet alle onderzoeksinstanties hanteren dezelfde werkwijze. In de CBS-enquêtes wordt doorgaans één vraag gesteld om te bepalen of een persoon zich rekent tot een kerkelijke gezindte of  levensbeschouwelijke groepering, waarbij een aantal categorieën wordt voorgelegd, zoals rooms-katholiek, gereformeerd, hervormd, islam.

Toch wel gelovig

Andere onderzoekers vragen eerst of men gelovig is en vervolgens wordt vastgesteld tot welke religieuze groepering de ondervraagde behoort. Bij de laatste vraagstelling is het aandeel niet-religieuzen aanmerkelijk hoger. Het CBS kent een lange traditie met zijn vraagstelling. In combinatie met de vervolgvraag

naar het bijwonen van religieuze diensten kan daarmee het aantal randkerkelijken – de groep die zegt wel tot een religieuze groep te behoren, maar dat niet of nauwelijks in de praktijk brengt met het bijwonen van religieuze diensten – vastgesteld worden.

Joop van Steenis

Bron: Kerken Nieuws 31 juli 2015, nr. 16