Kerk en dorp Heerewaarden                                                    
 

 Hubert Selcart, eerste martelaar van de Reformatie

In 1542 werd Hubert Selcart in Zaltbommel ter dood veroordeeld en door verdrinking om het leven gebracht. Hij had de priester die de heilige hostie droeg met een bijbel de monstrans uit de hand geslagen, of althans (volgens een ander verhaal) op de Markt de bijbel getoond en het volk aangemaand om een einde te maken aan bijgeloof en afgoderij. Later, na de Reformatie, werd een gedicht aangebracht in de Sint-Maartenskerk, aan de linker wand, waarin Selcart achteraf tot een martelaar van de Reformatie werd verklaard.

Anoniem (derde kwart 16de eeuw)

Hubert Selcart, martelaar

Aenhoort mijn stemme uijt hemels jolijt,

Met borgers van Bommel nuh van Babel bevrijt.

Ick diende de werelt onwetent, wild, woest int leven;

Met Saule geroepen heb ick mij ter waerheijt begeven.

Een Paep droeg sijnen God in silver besloten;

Die schandelicke Afgoderij ick met Gods woort gingh omstooten;

Daerom [se] mij ter slachtbanck dachten te vueren.

Dies trooste mij Christus in allen Cruijs ende truijren.

Op een Sondagh de Raet met sommighe van Staten,

Geveerdigh tot der Papen executie boven maeten,

Quamen mij soecken. Babels trompetten gaven haer die loos,

Om `t wilt te vangen, twelck self het gaerne koos.

Op de vierde nacht dese Rechters vol wijns gesopen,

Uijt de Bosspoort mij toogen naer de offerplaets te loopen.

Een Licht uijt den hemel scheen tegen `s nachts natuijre;

Daerom God mijnes voornemens vroomicheijt liet speuren.

Ick danckte God ende bad om gedult int lijden.

De Wael mijn leven versmoorde tot der Papen verblijden.

Oorlof mijn vrienden van Selcarts geslachte;

Ter eeren Gods ende uwer aller ick desen strijt volbrachte.

O Sielmoorders van Roomen, laet af Abels bloed te drincken;

Uwen God Mausim begint den Leken te stincken,

Sij beginnen u Sodomitische praeten te mercken,

Ende dat `t bloed der Martelaren is het saet der der kercken.

In 1672 hebben de Fransen het bord met het gedicht aan stukken geslagen, maar in 1678 heeft een nakomeling van Selcart opnieuw een bord gemaakt met een moderne versie van het lied. Ook dat bord is sinds lang verdwenen.

Johan Selkart Hendrikzoon (1678)

Ter gelukzaliger Gedagtenisse van den standvastigen en getrouwen bloetgetuygen Jezu Christi, Huybert Selkart, te saeke des geloofs tot Boemel in de Wael verdronken de 12. November 1542.

Aanhoort myn vreugde stem uyt ‘s hemelstroon verblyd,

Boemelsche borgerye van Babel nu bevryd.

Ik diend’ wel eer d’wereld onwetent woest in `t leven;

Met Saulo heb ik myn ter waarheyd regt begeven.

En paap droeg synen God in silver vast gestelt;

Die afgodery ik met Gods woord heb neer gevelt,

Daarom ik wredelyk haar slagtbank moest bezuuren,

Maar Christus troosten myn in alle druk en truuren.

Op eenen Sonnendag, den Raad en Luy van staaten,

Geveerdigt tot der paapen wreedheydt boven maaten,

Die haalde my; Babels trompet gaf haar de loose,

Om `t wilt te vangen dat selfs graag het warnet koose.

Den vierden dag `t gerigt van dronkenschap verwoet,

Trok my uyt de Bospoort naa d’offerplaats onsoet.

Een ligt uyt d’hemel scheen heel tegen nagts natuure,

Daar aan Godt myn opregte vroomheyd liet bespuure.

Ik dankte God en bad om troost die `t hart verheugd.

De Waal mijn leven smoorde tot der papen vreugt.

Vaart wel myn vrienden al van Selkarts oud geslagte;

Ter eere Gods en uw ik dezen stryd volbragte.

O sielmoorde[r]s van Rome laat af van Abels bloed;

Uwen [G]od Maosim wort de leken al te onsoet;

Men begint u Sodomitische parten nu te merken.

Het bloed der Martelaers dat is het saed der kerken.

                                                                      uit Gedichten over de Bommelerwaard,

                                                                              met dank aan Marjan Witteveen

Jan Groenendijk

Hubert Selcart, martelaar

Luister naar mij, burgers van Bommel, bevrijd van Spanje’s juk,

terwijl mij ten deel is gevallen het hemelse geluk.

Eens was ik onwetend en leefde woest en ongebonden;

gelijk Saul werd ik geroepen en heb de waarheid gevonden.

Het Roomse gebruik om God in zilver op te sluiten,

is afgoderij, die ik met Gods hulp wist te stuiten.

Dat was de reden om mij naar het schavot te leiden,

maar Christus hielp mij de angst en pijn te bestrijden.

Het was op een zondag dat de rechters mij kwamen arresteren;

zij lieten zich vol ijver door de wens van Rome dirigeren.

De Roomse klaroenen waren voor hen het sein

om het wild te vangen dat zelf graag wild wenste te zijn.

Toen de rechters zich hadden bedronken - het was de vierde nacht -

hebben zij mij, buiten de Boschpoort, richting offerplaats gebracht.

De hemel werd, hoewel het nacht was, door een helder licht gekleurd,

dat was het teken dat God mijn innerlijke oprechtheid had bespeurd.

Ik dankte God en vroeg hem mij bij te staan en mijn angst te slechten.

In het water van de Waal werd ik verdronken, tot vreugde van de Roomse knechten.

Vaarwel, mijn vrienden uit Selkaerts geslacht,

tot Gods eer en uw zieleheil heb ik deze strijd volbracht.

En jullie, Roomse moordenaars, houd op met je broeders bloed vergieten;

oprechte mensen vinden die God van Rome niet te genieten,

zij doorzien jullie loze praatjes en goddeloos werk.

Bedenk, het bloed der martelaren is het zaad van de kerk.

                                                                                  Jan Groenendijk

Reformatie in Zaltbommel: geen beeld gebroken
„Onze voorouders hebben het ons niet geleerd”, zeggen de burgers van Zaltbommel tegen hun kapelaan. Ze willen niets liever dan de nieuwe, hervormde leer horen – en zo wordt hun stad een van de eerste geuzensteden.
Wat ging eraan vooraf?
Langs de grote rivieren is het geluid van de Reformatie al vroeg te horen. Ook in Zaltbommel. Daar is Hubert Selcart de eerste protestant die –in 1542– ter dood veroordeeld en ’s nachts in de Waal verdronken wordt. Hij zou op de markt de Bijbel voor de dag hebben gehaald en het volk opgeroepen zich af te keren van alle „pauselicke superstitien.” Of hij zou, volgens een ander verhaal, een priester de monstrans uit de hand hebben geslagen.
De Reformatie wint snel terrein in Zaltbommel. De rector van de stadsschool verkondigt in de klas zijn hervormingsgezinde denkbeelden en weet zo zijn leerlingen te beïnvloeden. En de jonge kapelaan Jan van Venray gaat met een aantal stadgenoten eens luisteren bij de hagenpreken die in 1566 bij Engelen worden gehouden. Hij raakt daar zo onder de indruk van de nieuwe leer dat hij vanaf dat moment anders gaat preken.
In de huizen van de stad komen overal groepjes protestanten bij elkaar. In de zomer van 1566 vergaderen ze zelfs op straat, en ook daarbij is de kapelaan het middelpunt. „Wij willen het van u leren”, zeggen de mensen tegen hem, „want onze voorouders hebben het ons niet goed geleerd.” Dus waagt de kapelaan het om steeds hervormingsgezinder te preken en zelfs Nederlandse psalmen te laten zingen.


Als het stadsbestuur de kapelaan wil afzetten, loopt het volk te hoop op de markt, schreeuwend en gewapend. De burgemeesters kunnen niet anders dan toegeven. Maar later moet Jan van Venray alsnog vluchten, terwijl er tientallen burgers door Alva voor de rechtbank gedaagd worden. De meesten vluchten, maar Peter Mom, Wouter van Oensel en Gerrit de Wever (betrokken bij het oproer) worden in 1568 gevangengenomen en onthoofd. Ook zij gaan de geschiedenis in als martelaars, al blijft in hun geval de vraag: zijn ze om geloofsredenen of om politieke redenen veroordeeld?
Hoe kreeg de Reformatie in Zaltbommel gestalte?
In 1572, het jaar waarin de watergeuzen Den Briel innemen, is Zaltbommel een van de weinige Gelderse steden die de kant van de prins kiezen. Een klein geuzenlegertje onder leiding van de protestantse en prinsgezinde edelman Dirck van Haeften, heer van Gameren, weet het Spaanse garnizoen bij verrassing te overrompelen en de stad uit te drijven. Vanaf dat moment is Zaltbommel een geuzenstad.
Maar als de nieuwe huursoldaten de stad binnentrekken en meteen de kerken en kloosters willen gaan plunderen, komen de burgers in het geweer. Zonder pardon worden de soldaten de stad weer uitgezet. In de Maartenskerk wordt geen beeld gebroken, in alle rust wordt de gereformeerde eredienst ingevoerd.
Er volgen nog verschillende spannende momenten in de jaren daarna, want Zaltbommel is een belangrijke frontstad – een strategisch punt voor de oorlogvoering. De Spanjaarden doen diverse pogingen om de stad terug te veroveren. Maar elk beleg mislukt en Zaltbommel blijft aan de kant van de geuzen en de Reformatie.
Hoe groot was de gemeente in de beginjaren?
In een pilaar van de Maartenskerk is nog altijd de kanonskogel te zien die in 1574 onder de preek dwars door het gebouw vliegt. De geschrokken kerkgangers vluchten meteen het gebouw uit, naar het klooster in de Gamerschestraat, waar de dominee gewoon zijn preek afmaakt. Hoevéél volk er was, vermeldt de geschiedenis evenwel niet. De oudste lidmatenlijst dateert pas van 1609 – als de gemeente al bijna veertig jaar tijd gehad heeft om te groeien. Er staan dan 391 namen op: burgemeester Schoock en Joffer Pieck naast Hendrick de Seepsieder en Truyken de Nayster.
Wie was de eerste predikant?
De burgers van Zaltbommel willen het liefst hun oude kapelaan terug, Jan van Venray (die nu Johannes Ceporinus heet), en die krijgen ze ook tijdelijk. Maar de eerste officiële predikant is toch Johannes Leo, afkomstig uit de Zaltbommelse familie De Leeuw. Nadat hij de stad tijdens de godsdiensttroebelen ontvlucht was, keert hij in 1572 terug vanuit Goch. Tot zijn dood in 1607 blijft hij predikant in Zaltbommel (waar hij in de Maartenskerk begraven ligt). Hij is een van de invloedrijkste predikanten van Gelre, de man die actief de Reformatie van de hele regio ter hand genomen heeft. Drie van zijn zoons worden óók dominee, een van hen staat zelfs naast zijn vader in Zaltbommel.
Hoe ging het verder?
Zaltbommel is vanaf 1572 gereformeerd en heeft twee eigen predikanten, maar het duurt daarna nog meer dan dertig jaar voordat er op het omringende platteland van de Bommeler- en Tielerwaard een beetje georganiseerd kerkelijk leven van de grond komt. De streek is jarenlang frontgebied, en bovendien doen de plaatselijke jonkers er alles aan om de Reformatie tegen te houden. Zodoende leven de dorpsbewoners tientallen jaren vrijwel zonder kerkdiensten, protestantse zomin als rooms-katholieke. Pas tegen de tijd van het Twaalfjarig Bestand wordt er orde op zaken gesteld.
Vrijwel meteen daarna brengen de remonstrantse perikelen de classis Bommel hevig in beroering – de zoons Leo staan als kemphanen tegenover elkaar. Maar als het stof is neergedwarreld, beroept Zaltbommel ten derde male zijn oude kapelaan, Johannes Ceporinus, inmiddels tachtig jaar oud. Nog vijf jaar werkt hij in de stad.
bron: rd.nl: reformatie-in-zaltbommel